woensdag 3 januari 2024

Wanneer de geest en het hart vrede sluiten

 

[Oorspronkelijk verschenen op 11 augustus 2022 op kwestievansamen.be]

‘I think the big crisis of our time is that our minds are being manipulated to give power to illusions.’ (Vandana Shiva)

Op mijn vorige stukje, over het spanningsveld tussen ‘thuiskomers’ en ‘mensen van de vlucht vooruit’, gebaseerd op het boek Small is Beautiful dat E.F. Schumacher in de vroege jaren 1970 publiceerde, ontving ik verschillende reacties, zowel mondeling als geschreven. Sommige daarvan waren positief en bevestigend, andere (uitgesproken) kritisch. Ik ben dankbaar voor alle reacties en zal er later op terugkomen. Eerst wil ik nog enkele aanvullingen toevoegen die, net zoals het vorige deel, voortbouwen op Schumachers bijzondere boek van een halve eeuw geleden.

Dit tweede deel is geïnspireerd op het zesde hoofdstuk, The Greatest Resource: Education, waarin Schumacher pleit voor een op waarden en wijsheid gericht ‘humanistisch’ onderwijs[1], dat ons leert omgaan met de échte problemen van het leven (door Schumacher mooi samengevat als: het leren verzoenen van onverzoenbare tegenstellingen). Een belangrijke stap daarbij is de bewustwording dat onze opvatting van verschillende ‘wetenschappelijke grondwaarheden’ fundamenteel verkeerd is.

Wij westerse mensen van de moderne tijd zijn, aldus Schumacher, in de ban van een aantal 19e-eeuwse ideeën, ‘die onze geest vullen, maar waarin ons hart niet werkelijk gelooft’. Schumacher: onze geest en ons hart zijn in oorlog met elkaar en niet, zoals vaak beweerd wordt, ons verstand en ons geloof. Ons verstand is beneveld door een onredelijk geloof in een aantal fantastische en levensbedreigende ideeën die we uit de negentiende eeuw overerfden. De grootste opdracht van ons verstand, aldus nog Schumacher, bestaat erin een waarachtiger geloof te vinden.

“We have become confused as to what our convictions really are. The great ideas of the nineteenth century may fill our minds in one way or another, but our hearts do not believe in them all the same. Mind and hearts are at war with one another, not, as is commonly asserted, reason and faith. Our reason has become beclouded by an extraordinary, blind and unreasonable faith in a set of fantastic and life-destroying ideas inherited from the nineteenth century. It is the foremost task or our reason to recover a truer faith than that.”
(Schumacher in Small is Beautiful, p. 72)

Wat mogen die negentiende-eeuwse waanideeën dan wel zijn? Schumacher geeft aan dat hij ze niet allemaal kan behandelen en beperkt zich tot zes toonaangevende ideeën, alle uit de 19e eeuw, die vandaag (dus anno 1972) de geesten van ’ontwikkelde’ mensen volledig beheersen:

  1. Het idee van evolutie: hogere vormen ontstaan continu uit lagere vormen, als een soort natuurlijk en automatisch proces.
  2. Het idee van concurrentie, natuurlijke selectie en het overleven van de best aangepaste (‘survival of the fittest’), waarvan beweerd wordt dat het de natuurlijke en automatische processen van evolutie en ontwikkeling verklaart.
  3. Het idee dat alle hogere uitingen van menselijk leven, zoals religie, filosofie, kunst, enzovoort – wat Marx ‘de fantasmagorieën in het brein van de mens’ noemde – niets anders zijn dan ‘noodzakelijke aanvullingen bij het materiële levensproces’, met andere woorden een superstructuur die is opgericht om economische belangen te camoufleren en te behartigen, aangezien de hele menselijke geschiedenis de geschiedenis van de klassenstrijd is.
  4. Als concurrent, zo lijkt het wel, van de Marxistische interpretatie van alle hogere uitingen van menselijk leven is er de Freudiaanse interpretatie, die deze uitingen reduceert tot de duistere roerselen van een onderbewuste geest en die ze verklaart als zijnde vooral een uiting van onvervulde incestverlangens tijdens de kindertijd en de vroege adolescentie.
  5. Het algemene idee van relativisme, dat alle absolute waarheden ontkent en alle normen en standaarden doet vervagen. Als gevolg daarvan is het idee dat we via pragmatisme tot waarheid kunnen komen, volledig ondermijnd geraakt[2].
  6. Ten slotte het triomferende idee van het positivisme, namelijk dat geldige kennis uitsluitend bereikt kan worden via de methoden van de natuurwetenschappen en dat kennis bijgevolg pas waarachtig is wanneer ze steunt op waarneembare feiten. Positivisme, met andere woorden, is alleen geïnteresseerd in ‘know-how’ en ontkent de mogelijkheid van objectieve kennis over zin (meaning) en doel (purpose) van welke aard ook.

Al deze ideeën, vervolgt Schumacher, bevatten belangrijke elementen van waarheid: anders hadden ze zich nooit zo vast in de geesten kunnen verankeren. Maar hun essentiële kenmerk is hun aanspraak op universalisme (‘claim of universality’), terwijl ze, bij nadere beschouwing, alle zonder uitzondering metafysisch en niet empirisch zijn.[3] Het zijn filosofische constructen, vaak gebaseerd op beeldspraak en op onnauwkeurig afgebakende begrippen. Niet zelden hebben hun grondleggers, de munters van de beeldspraak en de begrippen, gewaarschuwd voor onterechte veralgemeningen of verabsolutering van hun theorieën. Tevergeefs, zo is gebleken.

(Tussen haakjes: Vandaag, 50 jaar na Schumacher en 30 jaar na de val van het communisme, kunnen we nummer 3 misschien beter vervangen door dat andere – weliswaar 18e-eeuwse – idee dat de voorbije decennia de westerse geesten en de westerse politiek zo goed als volledig inpalmde, namelijk de voorstelling dat de economische ‘markten’, als men ze maar laat begaan (‘laissez faire’), dankzij een ‘onzichtbare hand’ altijd een optimaal evenwicht zullen vinden. Deze ‘onzichtbare hand’ zou ervoor zorgen dat als alle economische spelers hun individuele eigenbelang nastreven, er vanzelf een welzijnsverbetering voor allen, in de vorm van meer materiële rijkdom voor allen ontstaat. Ook al weten economen al decennialang dat Smiths ‘onzichtbare hand’ een waanvoorstelling is, of op z’n minst uiterst onvolledig als grondslag van economisch beleid, toch is het westers economisch beleid, en bijgevolg ook de internationale politiek, de voorbije 50 jaar slaafs onderworpen geweest aan de mythe van de ‘onzichtbare hand’ en het laissez-faire-kapitalisme dat op Smiths beeldspraak geïnspireerd is. Einde van de parenthese.)

Al deze negentiende-eeuwse ideeën steunen op reusachtige sprongen van de verbeelding in het onbekende en het onkenbare. En toch zijn ze voor veel westerlingen de grondslag van hun wereldbeeld en van hun handelen geworden, in zulke mate dat ze zelfs het politieke, economische, sociale beleid bepalen en dat ze in het onderwijs en de academische vorming de status van onaantastbare mythen verworven hebben.

Voor Schumacher heeft het onderwijs (education) een doorslaggevende rol bij het verankeren van deze metafysische ideeën in de geesten. Dat gaat zo ver dat wat wij ‘denken’ noemen, niet veel meer is dan het toepassen van voorgekauwde ideeën op bepaalde situaties of feiten. We denken met of door ideeën.

“I say, therefore, that we think with or through ideas and that what we call thinking is generally the application of pre-existing ideas to a given situation or set of facts.”
(ibid., p. 64)

Schumacher pleit dan ook voor een radicale omslag in opvoeding en onderwijs. We gebruiken onze wetenschappelijke en technische kennis en know-how destructief en zonder wijsheid. Onderwijs moet zich in de eerste plaats richten op het voortbrengen van meer wijsheid. En meer wijsheid bereiken we niet door nog meer aandacht te schenken aan natuurwetenschappen, want de wetenschap kan ons niet leren hoe we moeten leven:

“The task of education would be, first and foremost, the transmission of ideas of value, of what to do with our lives. There is no doubt also the need to transmit know-how but this must take up second place, for it is obviously somewhat foolhardy to put great powers into the hands of people without making sure that they have a reasonable idea of what to do with them.”
(ibid. p. 62)

“Science cannot produce ideas by which we could live. Even the greatest ideas of science are nothing more than working hypotheses, useful for purposes of special research but completely inapplicable to the conduct of our lives or the interpretation of the world.”
(ibid. p. 67)

“Education cannot help us as long as it accords no place to metaphysics. Whether the subjects taught are subjects of science or of the humanities, if the teaching does not lead to a clarification of metaphysics, that is to say, of our fundamental convictions, it cannot educate a man and, consequently, cannot be of real value to society.”
(ibid. p. 72)

In de documentaire Planet of the Humans van Michael Moore en Jeff Gibbs zegt één van de grote strijdsters van onze tijd, Vandana Shiva: ‘Ik denk dat de grote crisis van onze tijd is dat onze geesten gemanipuleerd worden om macht te geven aan illusies.’ De hierboven vermelde illusies zijn lang niet de enige die onze geesten ingepalmd hebben.

Ik ben het met Schumacher eens dat we ons bewust moeten worden van de illusies, de mythen, de dogma’s waarop we ons dagelijks handelen, ons wereldbeeld en zelfs ons denken baseren. Al was het maar om in te zien in welke enorme mate de meeste van deze ideeën doordrongen zijn van de noties strijd en conflict. Darwinisme als strijd om te overleven. Marxisme als (klassen)strijd. Psychoanalyse als (verdrongen) strijd en conflict. Vrijemarktdenken en liberalisme als strijd, concurrentie, verovering (van marktaandeel), verheerlijking van egoïsme. Strijd en concurrentie zijn ook de basis van de representatieve democratie, van het onderwijs, van het buitenlands beleid van westerse landen. En op de koop toe vinden we dat de hele wereld onze fundamentele westerse ‘waarden’ moet overnemen.[4]

Onze geest en ons hart zijn in strijd met elkaar. Wordt het niet stilaan tijd dat ze vrede sluiten? Eén van de vredesvoorwaarden is – in mijn ogen althans – dat we de illusies die onze levens en onze samenleving aansturen, doorprikken en, om opnieuw met Schumacher te spreken, een waarachtiger geloof vinden.


[1] Gemakkelijkheidshalve vertaal ik ‘education’ hier door onderwijs, ook al is de Engelse term ‘education’ een verzamelwoord voor opvoeding, onderwijs én vorming. ‘Educatie’ vind ik een draak van een woord (zoiets waar meteen een controlerende instantie of een afvinklijst bij geleverd wordt). Voor deze tekst voldoet ‘onderwijs’ volgens mij, ook al schaadt het niet om het begrip, in de geest van Schumacher, zo breed mogelijk in te vullen.

[2] Dit heeft zelfs de wiskunde aangetast, aldus Schumacher, die een citaat van Russell aanhaalt dat wiskunde de discipline is ‘waarin we nooit weten waarover we praten en of wat we zeggen, waar is’ (p. 68).

[3] Schumacher: “Zo wordt de evolutieleer niet alleen uitgebreid tot sterrennevels en de ontwikkeling van homo sapiens, maar zelfs tot mentale fenomenen zoals religie of taal. Relativisme en positivisme zijn ‘zuiver metafysische doctrines’ die, ironisch genoeg, de geldigheid ontkennen van elke metafysica ‘en dus ook van zichzelf’.” Over Freud: “Freud beperkt zich niet tot het melden van een aantal klinische observaties maar biedt een universele theorie van de menselijke motivatie aan die onder meer beweert dat alle religie slechts een obsessieve neurose is.” (p. 69)

[4] Het inzicht over de sleutelrol die strijd en conflict in het westerse denken (en dus handelen) spelen, dank ik aan Fritjof Capra. Zie F. CAPRA, Het Keerpunt. Wetenschap, samenleving en de opkomst van de nieuwe cultuur, Uitgeverij Contact, Amsterdam, 1984 (vert. van The Turning Point, 1982). Capra verwijst in Het Keerpunt ook naar de ideeën van Schumacher.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten